Dit blijkt uit een longitudinaal onderzoek uitgevoerd door Lenie van Rossem en Henriëtte Smit van het Utrechtse Julius Centrum en collega’s (Ann Nutr Metab. 2014;65:211–9). Andere factoren, zoals opleiding van de moeder en afkomst van de ouders, rookgedrag, borstvoeding, geboortegewicht en geslacht van het kind, deden niet ter zake. ‘Zorgverleners moeten zich richten op baby’s met overgewicht van ouders met overgewicht’, is de conclusie van de onderzoekers.
Cohortstudie
Zij volgden de gewichtsontwikkeling van 3550 in 1996 of 1997 geboren kinderen die meededen aan een ander onderzoek, de PIAMA-studie naar allergie. Na 11 jaar en 10 meetmomenten hadden zij complete gegevens van 2322 kinderen en konden zij ‘plausibele gewichtsloopbanen’ uitzetten. Van de moeder werd de BMI van vóór de zwangerschap genomen, die van de vader na 8 jaar; overgewicht bij het kind werd gedefinieerd als een BMI in het bovenste percentiel volgens de Landelijke Groeistudie.
Uitkomsten
In totaal waren 436 kinderen (12%) bij 3 maanden te dik. Van hen handhaafden 133 (31%, 4% van het totaal) hun overgewicht, 303 gingen terug een niet-afwijkend gewicht. De meeste van die kinderen begonnen op 2-jarige leeftijd af te vallen – een dik kind dat, kortweg, niet op zijn 2e zijn overgewicht begint kwijt te raken, heeft een hoge kans op overgewicht op de basisschool. Overigens ontwikkelde ook 8% van het totaal aantal kinderen met aanvankelijk een niet-afwijkende BMI een flinke kans op overgewicht; die vielen echter buiten het bestek van het onderzoek.
Van alle factoren die werden bekeken, bleek alleen overgewicht van de ouders een significant verband op de leveren: het relatief risico bij overgewicht van de moeder was 1,85 (95%-BI: 1,37-2,49), van de vader 1,75 (95%-BI: 1,21-2,55).
Bron: NTvG