Erfelijkheid belangrijker dan omgeving bij neofobie
Aan het onderzoek deden 5390 tweelingparen van 8-11 jaar mee. Hieronder waren zowel eeneiige als twee-eiige tweelingen. De ouders vulden vragenlijsten in over de eetgewoontes van hun kinderen en in hoeverre hun kinderen openstaan voor nieuwe voedingsmiddelen. Neofobie bleek vaker bij beide eeneiige tweelingen voor te komen dan bij beide twee-eiige tweelingen. Omdat twee-eiige tweelingen 50% genetisch identiek zijn en eeneiige tweelingen 100%, kon de invloed van erfelijkheid bij neofobie berekend worden. Erfelijkheid blijkt voor bijna 80% te bepalen in hoeverre een kind neofobisch is. De omgeving blijkt van ondergeschikte rol. Volgens de resultaten doet de gezinsomgeving er opvallend genoeg helemaal niet toe. Ruim 20% van de mate van neofobie wordt bepaald door de zogenoemde niet-gedeelde omgeving van tweelingen, dus school of vrienden.
Neofobie is een bekend verschijnsel onder jonge kinderen, die bijna allemaal min of meer een afkeer van nieuwe voedingsmiddelen hebben. Als neofobie tijdens het opgroeien blijft bestaan, kan het nadelige gevolgen hebben voor de voeding en gezondheid van het kind. Zo is bekend dat neofobische kinderen minder groenten en fruit eten en een restrictievere voeding hebben.