Borstvoedingscijfer kan beter
Ondanks alle voordelen voor de gezondheid is in Nederland het percentage vrouwen dat met borstvoeding start met 78% relatief laag in vergelijking met andere landen. Bovendien stopt 75% ermee voordat de zuigeling 4 maanden is. Er zou een plan moeten komen om borstvoeding te stimuleren waarbij afstemming en begeleiding tussen verschillende zorgverleners noodzakelijk is. Vooral jeugdgezondheidszorgmedewerkers en lactatiekundigen zouden hierbij een rol kunnen spelen. Dit meldt het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde in een artikel naar het belang van professionele steun bij borstvoeding.
Het onderzoek werd uitgevoerd door artsen en onderzoekers van het EMGO-instituut VU Medisch Centrum, Leids Universitair Medisch Centrum en het Stafbureau Jeugdgezondheidszorg Regio Twente in Enschede. Aan het onderzoek deden 404 vrouwen mee. Volgens de onderzoekers maakt 95% van de vrouwen al tijdens de zwangerschap de keuze tussen borst- of kunstvoeding. Onder de 80% hiervan die koos voor borstvoeding is een groter percentage hoger opgeleid, rookt minder vaak en heeft vaker vroeger zelf borstvoeding gehad. De belangrijkste redenen om te kiezen voor kunstvoeding blijken de zorgen over onvoldoende groei van het kind, problemen bij het geven van borstvoeding en het weer gaan werken. Ook de partner moet meer worden betrokken. Moeders haken mogelijk af omdat de kersverse vader staat te popelen om zelf een flesvoeding te geven. Daarom is diens steun nodig om de duur van de borstvoeding te verlengen.
Het geven van borstvoeding heeft gunstige effecten voor kind en moeder. Zo wordt het kind beter beschermd tegen infecties en mogelijk ook tegen wiegendood, allergische ziekten, overgewicht en diabetes. Daarnaast is er een verband tussen borstvoeding en het beter opnemen en verwerken van kennis en informatie. Bovendien heeft borstvoeding een gunstig effect op de moeder en op een hechte moeder-kindrelatie.
Bron : Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde