Dezelfde dag kwamen verschillende politieke partijen in de Tweede Kamer terug op de ongewenste kindermarketing. Staatssecretaris Blokhuis beloofde er later op terug te komen.
Opiniestuk uit Trouw
Nijntje staart dagelijks aanlokkelijk naar tienduizenden kinderen vanuit het supermarktschap. “Psst, koop mij, ik ben dat aardige konijntje waarover je moeder en vader zo vaak vertellen voor het slapen gaan.” Nijntje staat afgebeeld op pakjes koekjes voor baby’s vanaf 8 maanden. Na de babyleeftijd nemen Dora, de Smurfen en consorten het stokje van Nijntje over: zijn staan op koekjes die populair zijn onder kleuters en jonge kinderen. Als producent van junkfood probeer je je product de ‘jengelfactor’ te geven: probeer ouders via het laten jengelen van kinderen maximaal onder druk te zetten om het junkfood te kopen voor hun kinderen. In de ideale wereld houdt een ouder stoïcijns voet bij stuk maar in de echte wereld vol verleidingen is opvoeden al moeilijk genoeg en is het continu balanceren. Dan helpt het niet als Mega Mindy, K3 en nog veel meer andere kinderidolen je tegenwerken in de opvoeding in plaats van je helpen.
De opvoeding mákkelijker maken met marketing kan ook. Een Belgische supermarkt verkoopt sinds kort ‘kikkerski’s’ (sperziebonen), ‘oranje raketten’ (wortels) en ‘clownsneuzen’ (kerstomaatjes). Het is een simpele manier om groenten aantrekkelijker te maken. Gezonde kindermarketing is in Nederland amper te vinden. Kinderidolen staan vaak op koekjes, hagelslag of ander junkfood.
n 2016 kondigde staatssecretaris Van Rijn trots aan dat de koepelorganisatie van de voedingsfabrikanten – de FNLI - hem had toegezegd dat ze in de loop van 2017 zouden stoppen met de kinderidolen op een deel van het junkfood. Een bewindspersoon die een belofte van de voedingsindustrie presenteert; opmerkelijk en veelbelovend. Sindsdien is het stil. Een jaar na de belofte startte foodwatch een actie richting fabrikanten waarbij we ze herinnerden aan hun belofte. Veel fabrikanten reageerden niet of gaven aan de regeling van de koepelorganisatie af te wachten. Eigen verantwoordelijkheid? Nagenoeg nul.
Daar komt nog bij dat áls de voedingsfabrikanten hun belofte nakomen, de kinderidolen alleen van het allerergste junkfood verdwijnen. Daarvoor zijn ‘voedingskundige criteria’ opgesteld. Die criteria zijn echter zo slap dat zelfs diverse soorten chips, koekjes, frisdrank en ijsjes als ‘niet ongezond’ worden beschouwd. Een koekje mag dan bijvoorbeeld tot meer dan een derde (35%) uit suiker bestaan. Zo lijkt zelfs een Nijntje-koekje met pakweg een kwart (23%) suiker ineens gezond. Het blijven natuurlijk junkfoodbedrijven die je vraagt te bepalen wat gezond is voor kinderen. Ze willen het liefst dat het kabinet, jij en je kind alles slikken als zoete koek.
Hoe kan het dat een kabinet zich laat gebruiken als spreekbuis door de voedingsindustrie om mooie beloften de wereld in te slingeren en vervolgens niet keihard met de vuist op de tafel slaat als die belofte niet wordt waar gemaakt? Nu heeft feitelijk de staatssecretaris zelfs meegewerkt aan het misleiden van consumenten door de voedingsindustrie.
Het past in het huidige voedselbeleid, of beter gezegd: het ontbreken van voedselbeleid. Zelfregulering van de voedingsindustrie is het toverwoord, ook al werkt het al jaren niet, waarschuwen wetenschappers. Het meest ingrijpende voedselbeleid dat we vooralsnog van dit kabinet hebben mogen zien was het verhogen van het lage btw-tarief waardoor groente en fruit duurder gaan worden voor iedereen. Komende weken komen er belangrijke voedseldebatten aan in de Tweede Kamer. Het is dé kans voor onze politici om te laten zien dat zij zich niet zomaar laten beetnemen.
Bron: Foodwatch